In de vaart

Begin januari maak ik nog wat extra ballastgewichten aan de bakboordkant onder de kuipvloer. Dat is het laatste ijzerwerk klusje en daarmee geeft de haakse slijper het ook op. Er komt een vonkenregen uit op een plaats waar dat niet hoort en de TL-buizen gaan knipperen. Aan de binnenkant kom ik gesmolten koper en tin tegen, einde verhaal dus.

Een kijkje in de slijptol, niet meer te redden.

Een kijkje in de slijptol, niet meer te redden.


De boot is dan dus eigenlijk klaar om te water gelaten te worden maar helaas is mijn permanente vakantie dan weer voorbij en worden de meeste zaterdagen gevuld met molenbezigheden of het weer is niet zo geschikt (met regen, sneeuw en ijs). Daardoor is het alweer half mei voor de opduwer uit het hok verschijnt. Eerst nog een kleine controle waarbij plotseling het brandstoffilter gaat lekken. Het lijkt alsof de O-ring te dun is dus een hele zoektocht om een dikkere ring voor ik bedenk dat ik net zo goed de ring uit de andere motor kan ‘lenen’. Ook de brandstofleiding moet grondig ontlucht worden voor de brandstofpomp wil pompen en het vertrouwde “pfft” klinkt uit de verstuiver.
Zonder veel drama gaat de boot dan weer te water en de motor start meteen bij de eerste poging. Tijd voor een nieuwe proefvaart:

httpv://www.youtube.com/watch?v=Ze91pFu7TBk

Je trekt wel aandacht met zo’n plofmotor, heel wat duimen omhoog (en een enkele norse blik van een ‘sport’visser). Met twee proefvaarten zijn nog wel wat technische probleempjes aan het licht gekomen maar over het algemeen vaart het prima. De nieuwe schroef met extra veel spoedjes bevalt goed, de motor moet duidelijk veel meer werken en de topsnelheid ligt ook veel hoger, waarschijnlijk in de buurt van de rompsnelheid. Sturen is ongeveer gelijk aan wat het altijd geweest is nadat ik in 2011 de beide kimkielen eraf gesloopt heb. Rechtdoor gaat prima en ik kan rustig het roer een tijdje loslaten maar scherpe bochten draaien blijft moeilijk. Waarschijnlijk moet het balansdeel van het roer groter zodat een groter deel van de schroef afgedekt wordt door het roer. Andere technische probleempjes zijn de slippende koppeling vooruit doordat het borgboutje van de stelring losraakt en de slippende remband bij het achteruitslaan. Ik heb de remband (met wat moeite, je kunt er slecht bij) al strakker gezet maar het probleem komt ook doordat er olie tussen lekt. Bij achteruitslaan duurt het even voordat de remband begint aan te grijpen dus een noodstop is er niet bij. Het ontluchten van de dieselleiding blijkt tot de standaardprocedure te horen, waarschijnlijk lekt er een klepje in de brandstofpomp. Ook de koelwaterpomp lekt langs de plunjer. Dit is tijdelijk te verhelpen door het vetpotje aan te draaien maar die oplossing houdt het maar een half uurtje. De afstelling van de smeeroliepomp moet ook nog gedaan worden. De lagers worden in elk geval niet warm maar wat er in de motor gebeurt is natuurlijk niet te zien. Als laatste genoemd maar wel met hoge prioriteit is het regelen (of maken) van een dekzeiltje over de kuip. Voorlopig gebruik ik een DHZ zeiltje met een spanband maar ik heb geen vertrouwen in de stormbestendigheid van deze oplossing die bovendien met een beetje wind niet te hanteren is. Al met al is de te-doen-lijst alweer flink aangevuld.

De boot met naam

Nu het project in het stadium gekomen is dat er weer aan varen gedacht kan worden moet er ook een nieuwe naam bedacht worden. De eerste naam is onbekend maar de boot heeft jarenlang de naam Assistent gehad. Dat is een passende maar niet heel originele naam want er varen meerdere Assistenten rond onder de opduwers en sleepboten. Via Wâldpyk (“woudkip”, een scheldnaam voor de bewoners van deze regio) en Wâldwrotter is het Trochwrotter geworden. De betekenis is “doorwerker” of “doorzetter” (letterlijk: “doorwroeter”) wat al jaren het goede voornemen is van de schipper. Het levert (leverde inmiddels) maar één google hit dus geen kans op verwarring.

Met de bandschuurmachine heb ik de oude naam De Hendrik van het bordje geschuurd. De nieuwe naam heb ik eerst uitgeprint met de computer, daarna de letters uitgesneden en van het papier op het plankje overgenomen met een verfspuitbus van willekeurige kleur (roze in dit geval). Letters frezen met de bovenfrees heb ik nog nooit gedaan dus daarom eerst maar wat geoefend op wat restantjes hout. Het moet natuurlijk wel in één keer twee maal goed, op beide kanten van het bordje. Met de hand rechtuit frezen gaat best goed. De moeilijkheid zit hem in het maken van vloeiende bogen, wat dat betreft had ik beter een naam met wat minder o’s kunnnen kiezen. Het is dan ook niet helemaal perfect gegaan maar vanaf een afstandje zie je de kleine slinger in die ene “o” en die wat typische “e” niet en zo strak is de rest van de boot ook niet.

Het naambordje samen met wat proefstukjes

Het naambordje samen met wat proefstukjes

De letters heb ik dichtgeschilderd met grijze grondverf en daarna alle verf rondom de letters weer weggeschuurd, met de hand dit keer want het was wel een mooi klusje om warm te blijven op een tochtige poldermolen in de winter. Dan nog een paar laagjes lak en het resultaat ziet er bijna professioneel uit.